Producent Frans van Gestel van Topkapi Films heeft, samen met zijn vaste partners Arnold Heslenfeld en Laurette Schillings, veel hoogtepunten gekend: van Jacky via Alles is liefde naar Close, de Vlaamse film die in de race was voor een Oscar. Maar de filmmarkt is door corona en de opkomst van streamers meer veranderd dan ooit tevoren, merkt de 58-jarige succesproducer.
Het kantoor van Topkapi Films beslaat een ruime etage in een goed verzorgd pand aan de Kloveniersburgwal in hartje Amsterdam, op een steenworp afstand van filmpaleis Tuschinski. Aan de muren hangen tientallen posters van films waar Van Gestel en zijn team de afgelopen decennia verantwoordelijk voor waren. In zijn kantoor hangt een gigantische verzameling badges van allerlei internationale festivals. Langs de muren pronken kasten vol boeken en parafernalia die getuigen van de rijke geschiedenis van het productiehuis. Op een van de planken staan bijna achteloos twee Gouden Kalveren.
'Dit kun je met film doen: verhalen vertellen die heel dichtbij komen.'
'Ik heb er persoonlijk vier gewonnen', vertelt Van Gestel. 'Maar als bedrijf hebben we er meer mogen ontvangen. Het Kalf voor Zwartboek staat bij mijn vader - die voelde niet verdiend, omdat dat echt het project van San Fu Maltha was. Verder staat er eentje thuis op de piano en we gebruiken een Kalf als boekensteun.' De producent heeft een haat-liefdeverhouding met prijzen, vertelt hij: 'Het is toch altijd appels en peren vergelijken. Maar toen ik begon, was mijn doel wel om minstens één Kalf te winnen. Dat is in elk geval gelukt.'
De magie van film
Van Gestel maakte kennis met de magie van de filmwereld doordat de vader van een vriend cameraman was. Als tiener werkte hij in de vakantie op de set van De zomer van '45, een prestigieuze NCRV-serie van regisseur Bram van Erkel. 'Andere jongens gingen kranten bezorgen, terwijl wij op sommige draaidagen gezeten op een tank een Zeeuws dorp binnenreden', lacht de producent. 'Het voelde alsof we bij het circus werkten, het was spannend en romantisch. Ik dacht echt: wauw, is dit misschien iets voor mij?' Het laatste zetje gaf het zien van Stranger than Paradise van Jim Jarmusch. 'Ik dacht: dit gaat over mij! Dít kun je dus met film doen: verhalen vertellen die heel dichtbij komen.'
Gaandeweg ontdekte de twintiger dat hij het beste aardde bij productiewerk. 'Ik ben een generalist die dingen gedaan krijgt', merkte Van Gestel. 'Ik ben bijna tegen wil en dank gaan ondernemen, want zonder bedrijf maak je geen films.' Pas toen kwam hij erachter dat hij onbewust best veel geleerd had van zijn vader die heel goed in ondernemen was. 'Je moet durven investeren en risico's te nemen, maar tegelijkertijd moet je ook goed inschatten of die risico's verantwoord zijn. En misschien het belangrijkste: je moet weten wat jij aan de markt kan toevoegen.'
Méér dan fingerspitzen
Het woord fingerspitzengefühl bij de keuze van zijn projecten dekt niet de lading, beklemtoont de producent. 'Een maker kan met een briljant idee aan komen zetten waar jij oprecht in gelooft', geeft hij als voorbeeld. 'Maar als je daarnaast het idee hebt dat dit project nooit gefinancierd kan worden, dan moet je er niet aan beginnen. Dat is ook niet eerlijk naar de maker toe.' Bij die analyse spelen veel praktische factoren een rol. Een Nederlandse film met een beoogd budget van zestien miljoen euro is niet realistisch. Maar ook externe invloeden waar Van Gestel zelf geen invloed op heeft, spelen een rol: 'Stel, iemand komt met een briljant plan. Maar ik heb net in Cannes al twintig soortgelijke films gezien. Een belangrijke vraag is ook altijd: zie ik mijzelf en mijn bedrijf drie, vier jaar met deze persoon optrekken om dit idee te realiseren? Ik probeer het altijd goed uit te leggen, zeker bij een afwijzing. Maar soms is het een emotionele of banale reden.'
Topkapi produceert elk jaar gemiddeld twee of drie series en twee speelfilms. Het aantal plannen dat wordt ontwikkeld is een veelvoud daarvan. De ideeën komen op allerlei manieren tot Van Gestel en zijn drie medeproducenten: Laurette Schillings, Max de Wolf en Arnold Heslenfeld. Soms krijgen ze een tip van een bevriende (co)producent, soms wordt talent opgemerkt op de filmacademie of in het veld. Zo vond Van Gestel ooit regisseur Fow Pyng Hu met wie hij de speelfilm Jacky maakte. Soms melden jonge makers zich ook rechtstreeks en vragen om een gesprek. 'Wie zo'n koffiedate krijgt, heeft mij al weten te intrigeren', grinnikt Van Gestel. 'Dan heb je de eerste hobbel al genomen.' Uit deze gesprekken komt in de helft van de gevallen een daadwerkelijke samenwerking voort, schat hij: 'Wij zijn geen bedrijf dat projecten oppakt om de slate te vullen. Als wij besluiten met een maker in zee te gaan, dan gaan we all the way.'
Emotionele coproducties
Daarnaast verbindt Topkapi zijn naam jaarlijks ook aan drie of vier coproducties, zoals Close van Lukas Dhont. Van Gestel komt superlatieven tekort om het talent van de Vlaamse regisseur te prijzen: 'Makers die bij hun tweede film al zó uitgesproken zijn over wat zij willen vertellen en hoe zij dat willen doen, kom je hooguit eens in de tien, vijftien jaar tegen.' Het drama over de aftakelende vriendschap tussen twee dertienjarige jongens veroverde Cannes en was in de race voor een Oscar voor Beste Internationale Speelfilm.
'Van slechte recensies kan ik nog steeds wakker liggen.’
De inbreng bij een coproductie kan flink verschillen, legt de producent uit. 'Met sommige makers hebben wij een hechte band, zoals Felix van Groeningen of Lukas. In dat soort gevallen doen wij ook ons zegje over het script of de montage. Hoe groter het talent, hoe receptiever iemand doorgaans is voor serieuze op- of aanmerkingen die de film en de maker beter kunnen maken.' In andere gevallen, zoals recent Benedetta van Paul Verhoeven, verzorgt Topkapi een bescheiden Nederlands deel van de financiering: 'Er zijn economische coproducties en er zijn economisch-emotionele coproducties.'
Wakker liggen
De intensiteit waarmee Van Gestel zijn werk doet is naar eigen zeggen niet veranderd de afgelopen drie decennia. Het moment dat een nieuwe film aan de buitenwereld wordt gepresenteerd, blijft voor hem een van de gekste momenten in het maakproces. 'Ja, het kan fantastisch zijn als een film goed wordt ontvangen', beaamt hij. 'Maar van slechte recensies kan ik nog steeds wakker liggen. Ik zie mijzelf dit werk nog zeker tien jaar doen. Maar de dag dat ik stop, is dat iets dat ik niet zal missen: die eeuwige kwetsbaarheid.' Recent werd het balletdrama Piece of My Heart van Dana Nechushtan gemengd ontvangen; de film was in no-time weer uit de bioscopen verdwenen: 'Ik ben daar echt wekenlang doodziek van geweest.'
Daartegenover staan natuurlijk de talloze successen. In de gang prijken posters van megahits als Alles is liefde, Phileine zegt sorry en Zwartboek. Een bijzondere film waar Van Gestel in het gesprek meerdere malen naar verwijst is Jacky, het immigrantendrama waarmee regisseur Fow Pyng Hu in 2000 debuteerde. De film werd geselecteerd voor het Cannes-programma Un Certain Regard. 'Door het succes van Jacky snapte ik: ja, ik heb hier echt een neus voor. Ik weet talent te vinden, ik kan die mensen vervolgens begeleiden en daarmee kunnen wij de rode loper van Cannes halen. Vanaf Jacky had ik niet meer het gevoel dat eerdere successen, zoals De Poolse bruid, toevalstreffers waren.'
Minder risico's
Een duidelijk verschil met vroeger is dat Topkapi meer series produceert dan voorheen. Op dit moment werkt het bedrijf aan de KRO-NCRV-serie De droom van de jeugd van Bram Schouw en Marnie Blok en de BNNVARA-komedie Bodem van en met Eva Crutzen. In mei beginnen de opnamen van Elixer, het nieuwe project van Dana Nechushtan, en er wordt een nieuwe serie voorbereid met regisseur en schrijver Diederik Ebbinge. 'Van beide kanten wordt de vraag groter', analyseert Van Gestel. 'De markt voor series is enorm gegroeid, mede door het grote aantal streamers. Maar ook makers zien steeds vaker de voordelen van deze manier van verhalen vertellen, je hebt simpelweg meer tijd dan bij een film.'
- lees verder onder de advertentie -
Bovendien is het gedrag van de kijkers wezenlijk veranderd, merkt de producent. Dit baart hem zorgen: 'De bioscoopcijfers zijn nog steeds niet terug op het niveau van vóór alle lockdowns. Dat heeft zijn weerslag op wat er geprogrammeerd wordt in de theaters. Maar óók op de financiering van nieuwe projecten. Je merkt dat sales agents en internationale distributeurs veel minder risico's willen nemen.'
Niet cynisch worden
Er zijn op het moment twee soorten Nederlandstalige titels die scoren in de bioscopen: de grote commerciële vehikels, zoals Soof 3 en Bon Bini Holland 3, en de gelauwerde briljante parels, zoals Close van Lukas Dhont. 'De ruimte daartussen bestaat nauwelijks meer', merkt Van Gestel. 'Terwijl juist in die ruimte het jonge talent moet kunnen groeien. In de luwte gebeuren belangrijke dingen. Daar worden mislukkingen gemaakt, maar óók interessante films die het beginpunt kunnen vormen voor een bijzonder interessante carrière.'
Dit is overigens geen puur Nederlands probleem, merkt Van Gestel, maar het dilemma houdt de hele internationale filmwereld bezig. 'Er zijn maar heel weinig toptalenten die met hun debuut een meesterwerk afleveren. Maar die tijd en rust om te groeien moet je wel door de markt worden gegund.'
Van Gestel is overigens niet cynisch over de toekomst. 'Je merkt dat alles in de filmwereld in golfbewegingen gaat, dus ook dit zal wel weer veranderen. Maar op dit moment hebben jonge makers er echt last van: een overvoerde markt in een tijd van grote inflatie is een heel lastige markt om in te stappen. Het enige dat je kunt doen is tegen de klippen op toch proberen dat echte talent te vinden en te koesteren, en bijvoorbeeld vlieguren te laten maken bij nieuwe series.'